Aan publieke belangstelling is geen gebrek voor de energietransitie. En ook het onderliggende doel is helder: CO2-neutraal in 2050. De vraag is alleen: hoe kom je daar? Coen van de Sande, directeur van de Nederlandse Verwarmingsindustrie (brancheorganisatie onder FME) doet zijn best om deze vraag concreet in te vullen. ‘Het Klimaatakkoord stelt wel heldere doelen, maar er worden geen keuzes gemaakt hoe daar te komen, terwijl dat hard nodig is.’

Hoewel duidelijke keuzes vooralsnog ontbreken in het Klimaatakkoord, is het waarschijnlijk dat waterstof een sleutelrol gaat spelen als energiedrager in de toekomstige energievoorziening. Dat heeft niet alleen gevolgen voor de infrastructuur, maar ook voor de verwarmingsinstallaties en alles wat tussen de energiemeter en de radiator inzit, meent Van de Sande. ‘Om voor veilige en goed werkende verwarmingsapparaten en componenten te zorgen, is het nodig om normen te ontwikkelen, bijvoorbeeld over hoe je prestaties meet en wat de toleranties zijn. Deze normen staan aan de basis van CE-markeringen en certificeringen, en die zijn weer een vereiste om apparaten op de markt te mogen brengen.’

Normen staan aan de basis van CE-markeringen en certificeringen, en die zijn weer nodig om apparaten op de markt te mogen brengen.

Haast geboden

Het ontwikkelen van normen is een zorgvuldig proces, dat bovendien om overleg tussen verschillende partijen en belangen vraagt. NEN faciliteert dat proces onder meer met normcommissies en probeert dat zo efficiënt mogelijk te doen. Maar ook dan duurt het doorgaans enkele jaren voordat er een norm ligt waar fabrikanten mee aan de slag kunnen. Van de Sande benadrukt dat er daarom haast is geboden bij normontwikkeling. ‘Je moet een paar stappen vooruit denken om op tijd een norm paraat te hebben. Als er een klimaatakkoord wordt gesloten en er moeten bijvoorbeeld in 2022 nieuwe verwarmingstoestellen beschikbaar zijn , dan moet je nu al begonnen zijn met het ontwikkelen van de bijbehorende normen. Het is hard nodig om de betrokkenen daarvan te doordringen en er druk op te zetten.’

Spanning tussen kennis en beslissingen

Als brancheorganisatie zorgt De Nederlandse Verwarmingsindustrie namens de achterban voor belangenbehartiging en de inbreng van expertise bij de NEN-commissies, want concrete kennis over werkbare normen zit vooral bij de fabrikanten. Bij de wetgever, vertegenwoordigd door ambtenaren op diverse ministeries, raakt de inhoudelijke expertise achterop, merkt Van de Sande op. ‘Voorheen werden in wetten vaak al technische eisen beschreven, nu moeten de NEN-commissies daar in veel gevallen voor zorgen. De wetgever hakt uiteindelijk de knopen door, maar dat kan spanning opleveren: worden de beslissingen wel voldoende op grond van inhoudelijke kennis genomen?’

Kortom, de NEN-commissies moeten aan de slag om te voorkomen dat plannen voor de energietransitie straks niet vertraagd worden omdat er nog geen normen, CE-markeringen en certificeringen zijn. Van de Sande levert hier namens De Nederlandse Verwarmingsindustrie en FME graag een bijdrage aan.

Voordelen van normontwikkeling

Het grote voordeel van normen is dat je met de hele sector afspraken maakt. Daarmee voorkom je dat er zowel in als buiten Nederland verschillende apparaten voor verschillende situaties moeten worden gemaakt. Voor internationaal opererende bedrijven – en dat zijn de meeste in de verwarmingsbranche – is dat van groot belang om efficiënt te kunnen produceren.

Neem beslissingen op grond van inhoudelijke kennis!

Kansen voor de ontwikkeling van normen

Het is onvermijdelijk dat het ontwikkelen van goed doordachte en afgewogen normen veel tijd vraagt. Vanwege urgentie kan het handig zijn om in sommige gevallen te komen tot een ‘Nederlandse technische afspraak’ (NTA). Die wordt op vrijwillige basis met een beperkt aantal partijen ontwikkeld en kan dus sneller tot stand komen. Bij NTA 8800 over de energieprestaties van gebouwen heeft dat bijvoorbeeld goed gewerkt. Een NTA kan in een later stadium worden doorontwikkeld tot een norm.